Laus Tibi

Deze CD werd gemaakt naar aanleiding van het tienjarig bestaan van het koor Collegium de Dunis in 2005.

 

In 1542 maakte Adriaan Willaert (c1490-1562), kapelmeester van de San Marco-basiliek in Venetië, een reis naar zijn geboortestreek Vlaanderen. Tijdens dat bezoek componeerde hij ter ere van de Brugse Heilige Bloedkapel het motet Laus tibi sacra rubens op een tekst van de secretaris van het Sint-Donaaskapittel, Stephanus Comes. Het gedicht brengt hulde aan het Heilig Bloed en vertelt kort hoe het van Jeruzalem naar Brugge werd overgebracht. Willaert creëert met vijf stemmen een volle klank. De rijkdom aan klinkers, tweeklanken en medeklinkers van de neolatijnse tekst vormt de aanzet voor een subtiele en doordachte organisatie van de muziek die bij de luisteraar een warme sonoriteit nalaat.

Het dichte weefsel dat Willaert in Laus tibi maakt met woorden en zinnen contrasteert haast met de transparantie die we horen bij Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525/26-1594). De stijl van deze Romeinse componist zou nog eeuwen aanzien worden als ideaal voor religieuze muziek. Zijn polyfonie getuigt van melodische helderheid waarbij de verschillende stemmen passen binnen een uitgebalanceerd geheel. Het motet Sicut cervus dat deze opname opent, is een toonbeeld van dit evenwicht.

Ook bij Palestrina’s Spaanse leerling Tomas Luis da Vittoria (c1548-1611) staat een evenwichtig opgebouwd contrapunt centraal. Met de lamentaties en responsoria uit de liturgie van de Goede Week vormt da Vittoria de muzikale hoofdbrok van deze cd. De klaagzangen van de profeet Jeremia over de ondergang van Jeruzalem werden tijdens de ochtenddiensten van Witte Donderdag, Goede Vrijdag en  Stille Zaterdag gevolgd door antwoordzangen (responsoria) die de lamentaties koppelden aan het aangekondigde lijden van Christus. In zijn Officium Hebdomadae Sanctae uit 1585 componeert da Vittoria polyfone zettingen op deze teksten. De lamentaties beginnen telkens met één van de letters van het hebreeuwse alfabet, volgens dewelke ze zijn geordend. Op muzikaal vlak behandelt da Vittoria de klachten en smeekbeden van de profeet met brede polyfone gebaren en spanningsvolle samenklanken.  De responsoria zijn iets korter en gebalder qua stijl. Ze kennen verschillende herhalingen die afkomstig zijn uit de praktijk van het gregoriaans. Naargelang de tekst is nu eens de uitgesproken afschuw, dan weer het ingetogen verdriet hoorbaar in de expressief geladen muziek. Niet zelden onderbreekt da Vittoria de polyfone stroom om door middel van een meer verticale schrijfwijze bepaalde zinsneden in de verf te zetten.

In Vere languores weerklinken op hoogst aangrijpende wijze de wrange tegenstellingen uit de tekst (de 'zoetheid' van het kruishout en de nagels). De relatieve eenvoud van dit motet is tegelijk de kracht ervan: da Vittoria behandelt het koor als een zegspersoon die de tekst heel verstaanbaar en ingetogen naar voor brengt. De thematiek sluit opnieuw aan bij de passie, het lijden van Christus. De voorspelling van zijn dood vormt de spiegel van de verlossing die mee wordt opgevangen in de kelk met het Heilig Bloed. Een inhoudelijke link vinden we ook in het motet Caro mea van Palestrina, waarin de symboliek van wijn en brood als bloed en lichaam van Christus centraal staat.

De beroemde tekst Ave verum corpus behandelt eveneens het mysterie van de transsubstantiatie. Op deze cd is een zetting van de Engelse polyfonist William Byrd (1553-1623) opgenomen. Als katholieke componist binnen het protestantse Engeland van zijn tijd zag Byrd het extra als zijn taak de tekst centraal te stellen. De beide motetten van zijn hand in deze opname getuigen van een zin voor declammatie en tekstverstaanbaarheid. De vierstemmigheid van het Ave verum is transparant en laat de stemmen vaak samen de tekst voordragen. Elders zijn er kleine verschuivingen van bij voorkeur korte bevattelijke motieven. Dergelijke verschuivingen treffen we ook aan in zijn Miserere mei dat door zijn vijfstemmigheid terug wat doet denken aan de volle klank van Laus tibi. Het steeds terugkerende motief 'dele iniquitatem meam' versterkt op het einde de smeekbede en leidt het stuk naar een rustpunt.

Een laatste werk is eveneens van Engelse oorsprong. De lofzang Sancte Deus van Thomas Tallis (c1505-1585) bevat enkele buitengewone harmonische wendingen. Deze maken het mee tot een bijzonder staaltje van Engelse polyfonie en tot een beklijvende afsluiter van deze opname.

                                                                     Nele Gabriëls en Simon Van Damme

 



1.     Sicut cervus – Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525/6-1594)

2.     Miserere mei – William Byrd (1543-1623)

3.     Lamentatio 1 (Witte Donderdag) – Tomas Luis da Vittoria (1548-1611)

4.     Responsorium IV (Witte Donderdag): Amicus meus – Tomas Luis da Vittoria

5.     Lamentatio 2 (Witte Donderdag) – Tomas Luis da Vittoria

6.     Responsorium VII (Witte Donderdag): Eram quasi agnus innocens – Tomas Luis da Vittoria

7.     Lamentatio 3 (Witte Donderdag) – Tomas Luis da Vittoria

8.     Responsorium IX (Witte Donderdag): Seniores populi – Tomas Luis da Vittoria 

9.     Caro mea – Giovanni Pierluigi da Palestrina

10. Lamentatio 1 (Goede Vrijdag) – Tomas Luis da Vittoria

11. Responsorium IV (Goede Vrijdag): Tamquam ad latronem – Tomas Luis da Vittoria

12. Lamentatio 2 (Goede Vrijdag) – Tomas Luis da Vittoria

13. Responsorium VII (Goede Vrijdag): Tradiderunt me – Tomas Luis da Vittoria

14. Lamentatio 3 (Goede Vrijdag) – Tomas Luis da Vittoria

15. Responsorium IX (Goede Vrijdag): Caligaverunt oculi mei – Tomas Luis da Vittoria

16. Vere languores nostros – Tomas Luis da Vittoria

17. Ave verum corpus – William Byrd (1543-1623)

18. Laus tibi – Adriaan Willaert (ca 1490-1562)

19. Sancte Deus – Thomas Tallis (c.1505-1585)

 

prijs €19,-

't Koorhuis - Boeveriestraat 41, 8000 Brugge  -  0486/574348  -  info@koorhuis.be